Auteur: Chelsey Barts
Samenvatting
Deze kwalitatieve studie onderzocht het gebruik en de waardering van het digitale spellingprogramma Taalblobs in het basisonderwijs. Uit interviews met leerkrachten en taalexperts blijkt dat Taalblobs positief wordt ontvangen. Het programma wordt als motiverend, gebruiksvriendelijk en adaptief ervaren. Vooral de spelvormen spreken leerlingen aan, en leerkrachten waarderen de mogelijkheid om leerlingen zelfstandig op eigen niveau te laten oefenen.
Tegelijkertijd komt naar voren dat sommige functies, zoals het zorgtraject voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, weinig bekend zijn of niet volledig worden benut. Er is behoefte aan meer uitleg en begeleiding om deze onderdelen effectief in te zetten. Daarnaast geven gebruikers suggesties voor verbetering, zoals uitbreiding van het oefenaanbod en meer flexibiliteit in de leerkrachtomgeving.
De studie concludeert dat Taalblobs bijdraagt aan effectief spellingonderwijs, maar dat de impact kan worden vergroot door betere implementatie van bepaalde functies en verdere doorontwikkeling op basis van gebruikersfeedback.
Inleiding
De ontwikkeling van taalvaardigheid vormt een essentiële bouwsteen binnen het basisonderwijs. Taal is niet alleen een vakgebied op zichzelf, maar ook een fundamenteel middel voor leren in alle andere domeinen. Binnen de taalontwikkeling speelt spelling een centrale rol: concrete schriftelijke communicatie vereist niet alleen kennis van woordenschat en grammatica, maar ook een nauwkeurige beheersing van spellingregels. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat kinderen zich zeer verschillend ontwikkelen in hun spellingvaardigheden, wat vraagt om onderwijs adaptief, motiverend en afgestemd is op individuele leerbehoeften.
Taalblobs is ontwikkeld vanuit deze onderwijskundige uitdaging. Het is een digitaal adaptief programma waarin leerlingen van groep 2 tot en met 8 spelenderwijs werken aan hun spellingvaardigheden. Taalblobs combineert spelelementen met evidence-informed instructieprincipes, en kan zowel preventief als remediërend worden ingezet. Met meer dan veertig interactieve spellen biedt het programma variatie en uitdaging, terwijl het automatisch differentieert op basis van de prestaties en behoeften van de leerling. Daarnaast biedt Taalblobs uitgebreide monitoringmogelijkheden waarmee leerkrachten nauwkeurig de voortgang kunnen volgen en het onderwijs kunnen afstemmen.
De ontwerpfilosofie van Taalblobs is stevig verankerd in actuele wetenschappelijke inzichten over effectief taalonderwijs. Spelelementen worden doelbewust geïntegreerd om motivatie, betrokkenheid en diepe cognitieve verwerking te bevorderen. Tegelijkertijd is de adaptieve werking van het programma gebaseerd op de principes van gepersonaliseerd leren en scaffolding binnen de zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978). Ook sluit de spellingdidactiek in Taalblobs aan bij bewezen effectieve strategieën zoals systematisch handelen, expliciete instructie van spellingregels en de ondersteuning van klank-tekenkoppelingen.
Uniek aan Taalblobs is de methode-onafhankelijke opzet: het programma is flexibel inzetbaar naast iedere gangbare spellingmethode, waardoor scholen eenvoudig kunnen integreren zonder bestaande lespraktijken te hoeven veranderen. Bovendien speelt Taalblobs in op de behoeften binnen de zorgstructuren van passend onderwijs. Het biedt ondersteuning op basisniveau, maar is ook geschikt voor inzet binnen extra zorgniveaus, zoals remedial teaching, en biedt intensieve oefentrajecten voor leerlingen met lees- en spellingproblemen zoals dyslexie.
In het licht van de toenemende aandacht voor evidence-informed onderwijs en de groeiende rol van digitale leermiddelen, is het van belang om de ervaringen van scholen met Taalblobs systematisch in kaart te brengen. Door inzicht te krijgen in hoe Taalblobs in de praktijk wordt ingezet, hoe het wordt ervaren door leerkrachten, en welke verbeterpunten gebruikers signaleren, kan het programma verder worden geoptimaliseerd. Het doel van deze studie is dan ook om antwoord te geven op de volgende centrale vraag: Hoe ervaren scholen het gebruik met Taalblobs en op welke manieren kan het programma verder worden verbeterd op basis van hun feedback?
Om deze vraag te beantwoorden, wordt een kwalitatieve analyse uitgevoerd op basis van een uitgebreide vragenlijst, gericht op verschillende thema’s zoals gebruiksfrequentie, toepassing, leerling motivatie, effectiviteit, gebruiksgemak en suggesties voor doorontwikkeling. In de volgende hoofdstukken wordt eerst de theoretische achtergrond verder uitgewerkt, gevolgd door een methodologische opzet, een analyse van de resultaten, en tenslotte een bespreking van de implicaties voor praktijk en toekomstig onderzoek.
Theoretisch kader
De ontwikkeling en inzet van Taalblobs is stevig verankerd in actuele inzichten uit de onderwijswetenschap, de cognitieve psychologie en de leerwetenschappen. Acht centrale thema’s vormen de bouwstenen van het programma: spelenderwijs leren, adaptief leren, differentiatie, spellingdidactiek, methode-onafhankelijkheid, monitoring, toepassing binnen zorgstructuren en de koppeling tussen lezen en spellen. Elk van deze thema’s draagt op unieke wijze bij aan het doel van Taalblobs: duurzaam en motiverend spellingonderwijs aanbieden dat aansluit bij diverse onderwijsbehoeften van leerlingen.
Een eerste belangrijke pijler binnen Taalblobs is het principe van spelenderwijs leren. In lijn met motivatietheorieën zoals de Self-Determination Theory (Deci & Ryan, 2000) is de betrokkenheid van leerlingen cruciaal voor effectieve kennisverwerving. Door het integreren van spelelementen zoals levels, beloningen, en uitdagende opdrachten, wordt niet alleen de motivatie verhoogd, maar ook de intrinsieke nieuwsgierigheid gestimuleerd (Granic, Lobel, & Engels, 2014). Onderzoek toont aan dat speelse leeromgevingen diepere cognitieve verwerking faciliteren en zorgen voor een betere retentie van informatie (Hirsh-Pasek et al., 2020; Zosh et al., 2018). Binnen Taalblobs is spel niet slechts een verpakking van leerstof, maar een integraal onderdeel van het leerproces, waarin spellingregels actief en betekenisvol worden toegepast.
Een tweede kernprincipe is adaptief leren, dat Taalblobs onderscheidt van veel traditionele oefenprogramma’s. Adaptiviteit verwijst naar het vermogen van een systeem om automatisch het oefenaanbod aan te passen op basis van de individuele prestaties van een leerling (VanLehn, 2011; Shute & Zapata-Rivera, 2012). Binnen Taalblobs gebeurt dit door realtime analyse van foutpatronen, snelheid en nauwkeurigheid, waardoor de moeilijkheidsgraad en inhoud steeds optimaal aansluiten bij de zone van naaste ontwikkeling van de leerling (Vygotsky, 1978). Pane et al. (2015) tonen in grootschalige studies aan dat adaptieve systemen het leerrendement verhogen, met name voor basale vaardigheden zoals lezen en spellen. Door leerlingen voortdurend uit te dagen op het juiste niveau, verhoogt Taalblobs zowel de effectiviteit van het leerproces als het gevoel van competentie.
Differentiatie vormt een derde essentieel uitgangspunt. In het hedendaagse basisonderwijs zijn de verschillen in taalvaardigheid, motivatie en leertempo groot (Tomlinson, 2014; Connor, Morrison, Fishman, Schatschneider, & Underwood, 2009). Taalblobs biedt oplossingen voor deze variatie door adaptieve differentiatie (automatisch afgestemde oefeningen) te combineren met didactische differentiatie (maatwerktaken door de leraar). Deunk, Smale-Jacobse, de Boer, Doolaard en Bosker (2018) benadrukken dat gedifferentieerd onderwijs gebaseerd op realtime leerdata leidt tot betere leerresultaten. Taalblobs maakt deze aanpak praktisch haalbaar, zelfs binnen klassen met grote heterogeniteit, en draagt zo bij aan gelijke kansen voor alle leerlingen.
Een vierde fundament is de sterke spellingdidactiek waarop Taalblobs is gebaseerd. Spellingvaardigheid ontwikkelt zich optimaal wanneer expliciete instructie, systematische herhaling en cumulatieve opbouw gecombineerd worden (Ehri, 2000; Graham & Santangelo, 2014). Binnen Taalblobs worden spellingregels niet alleen gepresenteerd, maar ook geoefend in verschillende contexten en herhaald over langere tijd, conform het principe van distributed practice (Cepeda et al., 2006). Bovendien ondersteunt het programma fonologische, orthografische en morfologische kennis tegelijk, in lijn met de triple word-form theory (Apel & Masterson, 2001). De cognitieve belasting wordt bewust verlaagd door visuele ondersteuning en duidelijke structuur (Sweller, 1988), zodat leerlingen zich kunnen concentreren op de inhoud van de spellingregels.
Een ander krachtig aspect van Taalblobs is de methode-onafhankelijkheid. In de Nederlandse onderwijspraktijk bestaat een grote variëteit aan spellingmethoden (SLO, 2020). Door niet gebonden te zijn aan één specifieke methode, maar aan te sluiten bij de kerndoelen taal en het referentiekader (Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2009), kan Taalblobs flexibel geïntegreerd worden binnen verschillende lespraktijken (Admiraal, Hoeksma, van de Kamp, & van der Meijden, 2020). Daarnaast ondersteunt methode-onafhankelijkheid de professionele autonomie van leraren, zoals Biesta, Priestley en Robinson (2015) betogen: leraren behouden de regie over hun onderwijsaanpak en kunnen maatwerk leveren zonder zich te moeten voegen naar vaste methode-stramienen.
Een zesde kerncomponent is monitoring. Taalblobs verzamelt tijdens iedere sessie gedetailleerde gegevens over prestaties en leerprocessen. Deze data worden gevisualiseerd in dashboards die direct bruikbaar zijn voor formatieve evaluatie (Black & Wiliam, 2009). Door inzicht in individuele en groepsprestaties wordt data-gestuurd handelen mogelijk gemaakt (Bienkowski, Feng, & Means, 2012), en kunnen leraren gericht interventies plannen. Wiliam (2011) benadrukt dat formatieve evaluatie één van de meest krachtige middelen is om leerresultaten te verbeteren, mits deze tijdig en actiegericht wordt ingezet – een principe dat in Taalblobs volledig is geïntegreerd.
Binnen de context van passend onderwijs biedt Taalblobs ondersteuning op verschillende niveaus van de zorgstructuur. Preventieve inzet (niveau 1) via adaptieve oefening voorkomt dat kleine achterstanden uitgroeien tot hardnekkige problemen (Hattie, 2009). Wanneer extra ondersteuning nodig is (niveau 2), kunnen specifieke leertrajecten worden ingericht. Bij intensieve ondersteuning (niveau 3) kan Taalblobs fungeren als remediërend instrument binnen handelingsgerichte en RTI-structuren (Van Geel, Keuning, Visscher, & Fox, 2016). Door data-gedreven inzicht in individuele leertrajecten sluit Taalblobs nauw aan bij moderne visies op geïntegreerde en cyclische ondersteuning.
Tot slot onderkent Taalblobs de sterke samenhang tussen lezen en spellen. Fonologische verwerking, orthografisch bewustzijn en morfologisch inzicht zijn niet alleen essentieel voor correcte spelling, maar vormen ook de basis van vloeiend en accuraat lezen (Ehri, 2005; Perfetti & Hart, 2002). Door aandacht te besteden aan klank-tekenkoppelingen (Ziegler & Goswami, 2005) en betekenisvolle woordstructuren (Share, 1995), versterkt Taalblobs beide domeinen gelijktijdig. De geïntegreerde aanpak bevordert transfer en zorgt ervoor dat leerlingen niet alleen beter spellen, maar ook vlotter en met meer begrip leren lezen.
Samenvattend biedt Taalblobs een unieke combinatie van wetenschappelijk onderbouwde principes en praktische toepasbaarheid. Door spelenderwijs, adaptief, gedifferentieerd en evidence-informed te werken, ondersteunt het programma spellingontwikkeling op een manier die aansluit bij de diversiteit en complexiteit van hedendaags basisonderwijs.
Onderzoeksvraag en deelvragen
Om inzicht te krijgen in de ervaringen van scholen met het gebruik van Taalblobs en om aanknopingspunten te vinden voor verdere ontwikkeling van het programma, is de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd: Hoe ervaren scholen het gebruik van Taalblobs en op welke manieren kan het programma verder worden verbeterd op basis van praktijkfeedback?
Binnen deze studie worden verschillende thematische subonderwerpen onderzocht die samen een compleet beeld moeten schetsen van de praktijkervaringen. Een belangrijk aandachtspunt is het gebruikspatroon van Taalblobs: in welke groepen het programma wordt ingezet, hoe vaak het gemiddeld gebruikt wordt en in welke onderwijsvormen het wordt toegepast, zoals bij preventieve ondersteuning, remediëring, verrijking of zelfstandig oefenen. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de ervaringen van leerlingen met Taalblobs. Hierbij wordt gekeken naar hun motivatie, betrokkenheid en plezier tijdens het gebruik van het programma, maar ook naar mogelijke frustraties of belemmeringen die zij ervaren.
Een ander belangrijk subthema is de vraag welke effecten leerkrachten waarnemen in de spellingvaardigheid van hun leerlingen. Hierbij gaat het om signalen van groei in zelfvertrouwen, verbetering van spellingresultaten, toegenomen motivatie om te oefenen, of juist om het uitblijven van merkbare veranderingen. Ook de gebruiksvriendelijkheid van de leerkrachtmodule wordt onderzocht. De studie brengt in kaart in hoeverre gebruikers de toegankelijkheid, overzichtelijkheid en bruikbaarheid van deze omgeving waarderen en welke ervaringen zij hebben met het navigeren en inzetten van de beschikbare functionaliteiten.
Verder wordt gekeken naar het gebruik van analysetools binnen Taalblobs, zoals het inzicht in individuele leerlingvoortgang, de mogelijkheid om foutenanalyse te bekijken, en het aanpassen van oefeningen of niveaus. De mate waarin leerkrachten en intern begeleiders deze mogelijkheden benutten biedt inzicht in de praktische toepasbaarheid van de monitoringfunctie. Tot slot worden de wensen en verbeterpunten die gebruikers aandragen verzameld en geanalyseerd. Dit betreft onder meer suggesties voor inhoudelijke uitbreiding, technische verbeteringen of versterking van de didactische onderbouwing.
Door deze thematische onderwerpen integraal te onderzoeken, ontstaat een breed en genuanceerd beeld van de inzet en waardering van Taalblobs in de dagelijkse onderwijspraktijk. De bevindingen zullen concrete input opleveren voor de doorontwikkeling van het programma als spelling-ondersteunend instrument binnen het basisonderwijs.
Methode
Voor deze kwalitatieve studie is gekozen voor een exploratieve onderzoeksopzet, waarbij het doel is om inzichten te verkrijgen in de wijze waarop scholen het programma Taalblobs inzetten, welke ervaringen zij daarmee opdoen en welke verbeterpunten zij signaleren. Het onderzoek richt zich niet op het meten van effecten in strikte zin, maar op het verzamelen van rijke, praktijkgerichte informatie die richting kan geven aan verdere optimalisatie van het programma.
De dataverzameling vindt plaats via een digitale vragenlijst die is verspreid onder alle scholen die gebruikmaken van Taalblobs. Elf scholen hebben de vragenlijst ingevuld en feedback gegeven. De vragenlijst bevat zowel gesloten als open vragen. De gesloten vragen zijn gericht op feitelijke informatie, zoals gebruiksfrequentie, toepassingsvormen en algemene tevredenheid, terwijl de open vragen ruimte bieden voor toelichtingen, ervaringen, observaties en suggesties. Door deze combinatie wordt zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie verzameld, waarmee een genuanceerd beeld ontstaat van het gebruik en de beleving van Taalblobs in de praktijk.
De doelgroep van het onderzoek bestaat uit leerkrachten, intern begeleiders, remedial teachers en schoolleiders uit het basisonderwijs die Taalblobs inzetten binnen hun school. Deelname is vrijwillig en anoniem. Voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst ontvangen de deelnemers informatie over het doel van het onderzoek en de wijze waarop de gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Er wordt expliciet vermeld dat deelname op elk moment kan worden afgebroken zonder nadelige gevolgen. Daarmee wordt voldaan aan de gangbare ethische richtlijnen voor praktijkgericht onderwijsonderzoek.
De analyse van de gesloten vragen bestaat uit het berekenen van frequenties en het beschrijven van verdelingen binnen de steekproef. Hiermee wordt een algemeen beeld geschetst van de spreiding in gebruik en waardering. De open antwoorden worden verwerkt met behulp van een thematische analyse, waarbij patronen, terugkerende motieven en opvallende uitspraken worden gecodeerd en samengebracht in overkoepelende categorieën. Deze werkwijze maakt het mogelijk om zowel algemene tendensen als individuele nuances zichtbaar te maken.
Door het combineren van feitelijke gegevens en betekenisvolle narratieven wordt gestreefd naar een rijk en volledig beeld van de gebruikerservaringen met Taalblobs. De resultaten uit deze analyse zullen dienen als uitgangspunt voor de formulering van aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van het programma.
Resultaten
De resultaten van de vragenlijst bieden een breed en gedifferentieerd inzicht in de ervaringen van gebruikers met Taalblobs. De data zijn geanalyseerd aan de hand van zes centrale thema’s: (1) gebruik van het zorgtraject, (2) ervaren voordelen, (3) gesignaleerde knelpunten, (4) gebruiksvriendelijkheid, (5) de leerkrachtenomgeving, en (6) algemene tevredenheid en suggesties voor doorontwikkeling. De open antwoorden zijn thematisch gecodeerd, en waar beschikbaar zijn de antwoorden uit de gesloten vragen (zoals weergegeven in de cirkeldiagrammen) gebruikt ter onderbouwing van de kwalitatieve analyse.
-
Doelgroep en inzet van Taalblobs
Uit de antwoorden in de vragenlijst blijkt dat Taalblobs breed wordt ingezet binnen verschillende groepen en onderwijssettings. Het programma wordt voornamelijk gebruikt door leerlingen van groep 1 t/m groep 8, waarbij de toepassing varieert per school en onderwijsbehoefte. Sommige respondenten geven aan dat het vooral wordt ingezet bij individuele ondersteuningstrajecten, zoals remedial teaching en zorgtrajecten, terwijl anderen het gebruiken voor verlengde instructies in kleine groepen. Daarnaast wordt het programma door enkele scholen ingezet als extra oefentijd voor leerlingen met lagere scores op Cito-toetsen.
Het platform wordt vooral toegepast bij leerlingen die moeite hebben met spelling en automatisering, waaronder leerlingen met dyslexie. In de praktijk blijkt dat leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen gaan met de oefeningen, waardoor het leerkrachten werk uit handen neemt. Eén respondent benoemt expliciet: "Ik kan meer kinderen tegelijkertijd laten oefenen, leerkrachtenonafhankelijk." Andere gebruikers benadrukken dat het gericht oefenen van spellingregels voor bepaalde leerlingen essentieel is, met één deelnemer die opmerkt: "Wel, omdat leerlingen gevarieerd kunnen oefenen met de categorieën die ze nog moeilijk vinden."
Verder blijkt dat de mate van inzet per school verschilt. Sommige respondenten maken intensief gebruik van Taalblobs en integreren het dagelijks in hun lesprogramma, terwijl anderen het sporadisch inzetten voor specifieke doelen.
-
Gebruik van het zorgtraject binnen Taalblobs
Uit de reacties blijkt dat het zorgtraject binnen Taalblobs wisselend wordt ingezet. Uit de antwoorden blijkt dat 50% van de respondenten gebruik maakt van het zorgtraject binnen Taalblobs, terwijl anderen aangeven hier nog onvoldoende kennis over te hebben of het als overbodig beschouwen voor hun huidige onderwijspraktijk. Sommige zien het als een waardevolle aanvulling, met één respondent die opmerkt: “[Op deze manier kunnen de] moeilijkheden intensiever geoefend worden aansluitend op de logopedie”. Daartegenover staat een groep gebruikers die het zorgtraject als overbodig beschouwt of er nog onvoldoende kennis over heeft. Een aantal respondenten merkt op dat zij nog maar net met Taalblobs zijn begonnen, waardoor het zorgtraject nog niet in hun werkwijze is opgenomen. Eén deelnemer geeft aan: “Ik werk het liefst met eigen programma’s op maat.” Daarnaast zijn er opmerkingen over de afstemming van de oefeningen na een zorgtraject, die niet altijd als passend worden ervaren.
Aan de hand van de reacties, is af te leiden dat slechts een minderheid van het zorgtraject intensief inzet. Een aanzienlijk deel gaf aan het (nog) niet te kennen of incidenteel te gebruiken. Dit wijst op een latent potentieel binnen het programma dat nog onvoldoende benut wordt. Integratie van het zorgtraject binnen bestaande onderwijspraktijken vraagt daarmee om meer bekendheid, ondersteuning en inhoudelijke afstemming op methodes en zorgstructuren binnen scholen.
-
Ervaren voordelen van Taalblobs
Taalblobs wordt door de meerderheid van de respondenten als een motiverend en effectief hulpmiddel ervaren. 80% van de deelnemers stelt dat leerlingen plezier hebben in het oefenen, waarbij het spelelement een stimulerende factor vormt. Een respondent zegt hierover: “De kinderen die vaak oefenen zijn op deze manier meer bezig [met spelling] en ze vinden het spelelement erg motiverend’. Bovendien wordt Taalblobs gewaardeerd omdat leerlingen zelfstandig kunnen oefenen, wat de werkdruk voor leerkrachten verlaagt. Een respondent benadrukt: ‘Ik kan meer kinderen tegelijkertijd laten oefenen, leerkrachtenonafhankelijkheid.” Daarnaast wordt de directe feedback als een van de grootste voordelen ervaren. Maar liefst 90% van de respondenten geeft aan dat de inzet van Taalblobs heeft geleid tot verbeteringen in de spellingresultaten, waarvan 10% spreekt van een sterke verbetering en 70% van een duidelijke verbetering. Een gebruiker merkt op: “Het herhalen van de regels, het automatiseren van de regels. Het spellingwerk leuker maker.”
-
Gesignaleerde knelpunten
Ondanks de positieve beoordelingen wordt ook kritiek geuit op verschillende aspecten van Taalblobs. 20% van de respondenten beschouwt het beloningssysteem als storend en potentieel schadelijk voor de ontwikkeling van de leerlingen. Eén gebruiker stelt: “Deze gamification is ongezond voor de ontwikkeling van de hersenen van kinderen.” Daarnaast wordt de beperkte beschikbaarheid van woordenlijsten als een probleem ervaren, vooral bij langer gebruik van het programma. Een andere respondent merkt op: “Bij niet alle woorden zit een afbeelding, zeker bij woorden als ligt/licht is dat wenselijk.” Ook worden problemen genoemd met de differentiatie van spellingregels, waarbij respondenten aangeven dat lange en korte klankregels afzonderlijk moeten kunnen worden geoefend.
-
Gebruiksvriendelijkheid & Leerkrachtenomgeving
De meeste gebruikers beschouwen de leerkrachtenomgeving als redelijk (70%) tot heel (30%) gebruiksvriendelijk, hoewel verschillende verbeterpunten worden genoemd.
De meeste gebruikers beschouwen de leerkrachtenomgeving als redelijk (70%) tot heel (30%) gebruiksvriendelijk, hoewel verschillende verbeterpunten worden genoemd. Eén respondent merkt op: “Jammer dat [de leerkrachtenomgeving van] Taalblobs en Rekenblobs een andere lay-out hebben.” Daarnaast geven sommige gebruikers aan dat zij graag een duidelijkere uitleg van de functies willen hebben. Ook wordt het gemis van een AZERTY-toetsenbord op tablets in België als een praktische beperking ervaren.
Daarnaast is er behoefte aan meer regie over de oefenstructuur, met name ten aanzien van de keuze van spellen die gekoppeld worden aan oefeningen. Deze wens tot meer flexibiliteit werd bevestigd in de diagram met feedback over gebruiksvriendelijkheid: meerdere respondenten gaven aan het jammer te vinden dat ze niet zelf kunnen bepalen welke spellen na een oefening volgen. De functionele vrijheid voor leerkrachten is daarmee een belangrijk verbeterpunt.
Binnen de leerkrachtenomgeving wordt een aantal duidelijke wensen geuit. Veelgenoemd is de behoefte om zelf woordenlijsten te kunnen invoeren, bijvoorbeeld op basis van actuele thema’s of individuele onderwijsbehoeften. Daarnaast wordt gevraagd om een duidelijker foutenanalyse per leerling, en een overzichtelijker rapportagesysteem. Enkele gebruikers geven aan dat zij onvoldoende uitleg hebben gekregen over de beschikbare functionaliteiten binnen de omgeving. Ten slotte wordt aangegeven dat er een wens is om foutenanalyses voor een langere periode dan 14 dagen in te kunnen zien.
-
Algemene tevredenheid en suggesties voor doorontwikkeling
Over het algemeen is de tevredenheid hoog en beschouwen de meeste respondenten Taalblobs als een effectief en ondersteunend programma. Eén deelnemer vat dit treffend samen: “Het is een positieve manier van werken aan je spelling. Daar is het heel geschikt voor.” Tegelijkertijd worden suggesties gedaan voor verdere verbeteringen, zoals een variant die aansluit bij dyslexieprogramma’s waarin klanken worden gekoppeld aan kleuren en symbolen. Een respondent stelt hierover: “Dit kan overkoepeld voor alle programma’s, de meeste gebruiken dezelfde klanken voor dezelfde klanksoorten”. Daarnaast wordt een oefening voor het herkennen van klanksoorten, zoals het onderscheiden van lange en korte klanken, als een waardevolle toevoeging gezien. Andere respondenten benadrukken dat het beloningssysteem herzien zou moeten worden om de focus op het leerproces te behouden en dat er meer gevarieerde spelletjes nodig zijn voor oudere leerlingen.
De analyse bevestigt dat Taalblobs over het algemeen als een waardevol instrument wordt ervaren in het onderwijs, met name voor leerlingen met spellingproblemen en dyslexie. Tegelijkertijd biedt de ontvangen feedback concrete aanknopingspunten voor doorontwikkeling, zodat het programma nog beter kan aansluiten bij de behoeften van zowel leerlingen als onderwijsprofessionals.
Conclusie
Uit deze kwalitatieve studie blijkt dat Taalblobs door veel scholen wordt gewaardeerd als een waardevol, motiverend en flexibel inzetbaar instrument voor spellingonderwijs in het basisonderwijs. De speelse opzet, de adaptieve werking en de mogelijkheid tot differentiatie sluiten goed aan bij de diverse onderwijsbehoeften van leerlingen. Leerkrachten geven aan dat het programma leerlingen helpt bij het gericht oefenen van spellingregels, waarbij de zelfstandige inzetbaarheid van het programma hen ontlast in de dagelijkse praktijk.
Tegelijkertijd toont het onderzoek aan dat niet alle onderdelen van Taalblobs even bekend of optimaal benut worden. Met name het zorgtraject blijkt bij veel gebruikers nog onbekend of onderbenut, ondanks de potentie die het biedt voor gerichte ondersteuning bij spellingproblemen. Dit duidt op een behoefte aan betere voorlichting, praktische begeleiding en afstemming met bestaande zorgstructuren binnen scholen.
Verder blijkt uit de feedback dat gebruikers het programma overwegend gebruiksvriendelijk vinden, maar dat er ook wensen bestaan voor inhoudelijke uitbreiding, meer flexibiliteit in oefenaanbod en verdere verfijning van de leerkrachtenomgeving. Deze suggesties vormen waardevolle input voor de doorontwikkeling van Taalblobs.
Samenvattend laat deze studie zien dat Taalblobs op brede waardering kan rekenen en in veel gevallen effectief bijdraagt aan de spellingontwikkeling van leerlingen. Om de impact van het programma te vergroten, is het van belang om de implementatie van minder bekende functies zoals het zorgtraject te versterken, in te spelen op gebruikerswensen en de integratie met bestaande onderwijspraktijken te blijven ondersteunen. Daarmee kan Taalblobs zich verder ontwikkelen tot een krachtig, evidence-informed leermiddel dat duurzaam bijdraagt aan effectief en inclusief spellingonderwijs.
Bibliografie
Arnouts, G., Dierickx, M., & Vermeersch, L. (2020). Ontwerpen voor kinderen. Design als dialoog met kinderen en context. Acco.
Hengeveld, H., & van Dijk, G. (2019). Design things that make sense: A toolkit for designing meaningful products. BIS Publishers.
Manzini, E. (2015). Design, when everybody designs: An introduction to design for social innovation. MIT Press.
Muller, M. J., & Druin, A. (2002). Participatory design: The third space in HCI. In The Human-Computer Interaction Handbook (pp. 1051–1068). CRC Press.
Norman, D. A. (2013). The design of everyday things (Revised and expanded edition). Basic Books.
Sanders, E. B.-N., & Stappers, P. J. (2012). Convivial toolbox: Generative research for the front end of design. BIS Publishers.
Sleeswijk Visser, F. (2009). Bringing the everyday life of people into design (Doctoral dissertation, TU Delft).
Opmerkingen
0 opmerkingen
Artikel is gesloten voor opmerkingen.