Ctrl Learning / Woordhelder
Stephan Vermeire
Eefke van Geffen
Universiteit van Amsterdam
Dr. Madelon van den Boer
Prof. dr. Elise de Bree
Inleiding
Digitale leeromgevingen spelen een steeds grotere rol in het basisonderwijs, met name op het gebied van taalverwerving. Binnen dit domein is Taalblobs ontwikkeld als adaptief oefenplatform dat beoogt de spellingvaardigheid van leerlingen te versterken door middel van gerichte taaloefeningen. In de huidige pilotstudie is de effectiviteit van Taalblobs onderzocht met betrekking tot twee fundamentele spellingonderwerpen: de spelling van weetwoorden met ei/ij en het toepassen van de lange klinkerregel (zoals in woorden als molen of beker).
De centrale onderzoeksvraag luidde in hoeverre verschillende oefenvormen binnen Taalblobs bijdragen aan spellinggroei. Meer specifiek werd gekeken naar het effect van expliciete oefenvormen (oefenvormen gericht op directe spellingproductie), impliciete oefenvormen (analytische of receptieve oefenvormen), en een combinatie van beide. Ter vergelijking werd een controlegroep toegevoegd die werkte met een alternatieve digitale leeromgeving (Rekenblobs), waarin geen taal gerelateerde taken voorkwamen.
Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam en vond plaats op vier reguliere basisscholen. In totaal namen 147 leerlingen uit groep 5 deel aan de studie. De leerlingen werden vooraf getoetst op hun spellingvaardigheid, waarna zij gedurende vier weken dagelijks oefenden met het toegewezen programma. Na afloop werd de spellingontwikkeling opnieuw gemeten met behulp van een gestandaardiseerd experimenteel dictee.
Deze rapportage presenteert de onderzoeksopzet, de resultaten per oefenconditie en leerdoel, en bespreekt de implicaties voor onderwijspraktijk en verdere ontwikkeling van digitale taaldidactiek.
Onderzoek
In het huidige onderzoek werd de effectiviteit van drie verschillende oefenvormen binnen het digitale spellingprogramma Taalblobs onderzocht: expliciete oefeningen, impliciete oefeningen en een combinatie van beide. Deze experimentele condities werden vergeleken met een controlegroep die gebruik maakte van Rekenblobs, een digitaal oefenprogramma zonder taalkundige of spellinggerelateerde inhoud. Hierdoor kon het effect van Taalblobs als spellinginterventie worden geïsoleerd.
De studie werd uitgevoerd op vier reguliere basisscholen in Nederland. De onderzoekspopulatie bestond uit 147 leerlingen uit groep 5. Om het aanvangsniveau van de leerlingen vast te stellen, werd voorafgaand aan de interventie een voormeting afgenomen. Deze bestond uit het PI-dictee, gericht op algemene spellingvaardigheid, en een experimenteel dictee, bestaande uit zorgvuldig geselecteerde woorden op basis van de Taalblobs-woordlijsten.
Op basis van de resultaten op deze voormetingen zijn leerlingen gepoold en gematcht op spellingniveau. Vervolgens zijn zij evenwichtig toegewezen aan een van de vier onderzoekscondities (expliciet, impliciet, combinatie of controle), waarbij groepsvergelijkbaarheid op relevante achtergrondkenmerken zoals leeftijd, geslacht, en taalachtergrond werd gewaarborgd.
1) Expliciet | 2) Impliciet |
---|---|
Oefenvormen als 'Typ per klankgroep', 'Typ het hele woord' en 'Woorden sorteren'. | Oefenvormen als 'Lezen meerkeuze' en 'Woorden splitsen'. |
3) Combinatie | 4) Controle |
Zowel expliciete als impliciete oefenvormen, waarbij altijd eerst een impliciete oefening werd aangeboden en daarna een expliciete. | Oefenen met Rekenblobs in plaats van Taalblobs. |
De interventieperiode besloeg vier weken, waarin leerlingen vier dagen per week oefenden met het toegewezen digitale programma: Taalblobs voor de interventiegroepen en Rekenblobs voor de controlegroep. Elke sessie bestond uit vier oefeningen gericht op spelling (in de interventiegroepen) of rekenvaardigheden (in de controlegroep), gevolgd door een kort, motiverend beloningsspel dat consistent werd aangeboden in alle condities om de taakstructuur gelijk te houden.
Resultaten
Alle interventiegroepen die gedurende de onderzoeksperiode met Taalblobs werkten – respectievelijk met expliciete oefeningen, impliciete oefeningen of een combinatie van beide – lieten gemiddeld genomen meer vooruitgang zien in spellingvaardigheid dan de controlegroep, die oefende met Rekenblobs. De grootste toename in prestaties werd waargenomen in de combinatieconditie, waarin leerlingen afwisselend impliciete en expliciete oefeningen kregen aangeboden. Binnen deze groep was het verschil ten opzichte van de controlegroep niet alleen het grootst, maar ook statistisch significant, hetgeen wijst op een overtuigend effect van deze oefenvorm op de ontwikkeling van spellingvaardigheid.
In de analyses is tevens onderscheid gemaakt tussen de twee centrale leerdoelen van de interventie: het spellen van ei/ij-woorden en het toepassen van de lange klinkerregel. De resultaten van deze deelanalyses worden in de volgende sectie afzonderlijk gepresenteerd en besproken.
Ei/ij-woorden
Bij de analyse van de spellingresultaten op ei/ij-woorden bleek dat alle vier de onderzoeksgroepen – inclusief de controlegroep – vooruitgang lieten zien tussen de voor- en nameting. Dit wijst op algemene spellinggroei over tijd, ongeacht de aard van de oefening of interventie.
Wanneer echter onderscheid wordt gemaakt tussen ei-woorden en ij-woorden afzonderlijk, komt een gedifferentieerd patroon naar voren. Voor ei-woorden geldt dat alle Taalblobs-condities gemiddeld grotere vooruitgang lieten zien dan de controlegroep. De grootste winst werd daarbij waargenomen in de impliciete conditie en in de combinatieconditie, wat suggereert dat deze oefenvormen bijzonder effectief zijn voor het aanleren van dit type weetwoorden.
Voor de ij-woorden daarentegen werd een ander beeld zichtbaar. In deze categorie lieten met name de controlegroep en de expliciete conditie de meeste vooruitgang zien. De verschillen tussen de condities waren hier echter relatief klein en niet statistisch significant, wat erop wijst dat oefenvorm mogelijk minder bepalend is voor de beheersing van ij-woorden dan voor ei-woorden.
Klinkerregel
Wat betreft het leerdoel gericht op de lange klinkerregel laten alle Taalblobs-condities – expliciet, impliciet en gecombineerd – een grotere spellinggroei zien dan de controlegroep. De meest substantiële vooruitgang werd waargenomen in de combinatiegroep, waar de toename in prestaties duidelijk en statistisch significant was in vergelijking met de controlegroep. In de expliciete en impliciete condities was eveneens sprake van vooruitgang, maar deze viel kleiner uit en was qua effectgrootte vergelijkbaar met de resultaten van de controlegroep.
Een nadere uitsplitsing van dit leerdoel naar verschillende woordcategorieën leverde geen aanvullende verklarende inzichten op. Bij analyse van de zogenaamde fillerwoorden – woorden die niet vallen onder de doelregel, zoals ladder, botten, taarten en beesten – werd geen relevante verandering in spellingprestaties over tijd waargenomen. Dit bevestigt dat de gemeten vooruitgang specifiek verband houdt met de geoefende regelwoorden.
Bovendien bleek dat het voor de effectiviteit van de interventie geen verschil maakte of de lange-klinkerregelwoorden tijdens de oefenfase daadwerkelijk waren aangeboden (geoefende woorden) of niet (transferwoorden); in beide gevallen werd een vergelijkbaar groeipatroon gevonden. Ook het onderscheid tussen monomorfemische vormen (zoals wafel) en vervoegde/meervoudsvormen (zoals schaken) bleek niet van invloed op de resultaten. Er werden geen significante interacties gevonden tussen woordtype en oefenvorm, wat suggereert dat de spellingwinst op dit leerdoel robuust is over verschillende woordvarianten heen.
De impact van Taalblobs
De gecombineerde analyse van beide leerdoelen toont aan dat Taalblobs een positieve bijdrage levert aan de spellingontwikkeling van leerlingen. Hoewel de effecten op afzonderlijke woordsoorten niet altijd groot of significant zijn, blijkt de totale spellinggroei bij Taalblobs-leerlingen duidelijk groter dan bij de leerlingen uit de controlegroep. Dit effect wordt vooral gedreven door de combinatiegroep, waarin impliciete en expliciete oefeningen werden afgewisseld. De volgorde van oefening – eerst impliciet, dan expliciet – zoals toegepast in deze groep, komt overeen met de werkwijze in het adaptieve Taalblobs-programma. Dit suggereert dat deze aanpak effectief is in het versterken van spellingkennis én het bevorderen van transfer naar niet-geoefende woorden.
Ontwikkelingen voor de toekomst
Hoewel het hier gaat om een pilotstudie met een beperkte looptijd en steekproef, bieden de resultaten waardevolle inzichten voor de doorontwikkeling van Taalblobs. De uitkomsten geven aanleiding om de combinatie van impliciete en expliciete oefeningen als standaard te integreren in het programma. Daarnaast wijzen de bevindingen op mogelijkheden om de effectiviteit van Taalblobs verder te verhogen, bijvoorbeeld door het toevoegen van directe feedbackmomenten en het aanbieden van korte, gerichte oefeningen voorafgaand aan de oefeningen.
De samenwerking tussen scholen, Taalblobs en het onderzoeksteam van de Universiteit van Amsterdam is als zeer positief ervaren en vormt een goede basis voor vervolgonderzoek. Een grootschaliger studie, met een langere interventieduur en uitgebreidere monitoring, zou bijdragen aan het verstevigen van de empirische basis van Taalblobs als onderwijstool.
De Universiteit van Amsterdam werkt momenteel aan een wetenschappelijke publicatie die een uitgebreidere versie zal zijn van het hierboven beschreven onderzoek. Deze is in voorbereiding onder de titel: Learning spelling by the book: The effects of an explicit, implicit or combined spelling approach on the spelling of different word types. In deze publicatie zal uitgebreider worden ingegaan op de onderzoeksopzet en worden aanvullende, diepgaande kwantitatieve en kwalitatieve gegevens gepresenteerd ter versterking van de bevindingen.
Opmerkingen
0 opmerkingen
Artikel is gesloten voor opmerkingen.